Al tweeëndertig jaar, iets meer dan de helft van m’n leven, kijk ik ’s morgens vanuit het slaapkamerraam op de eerste verdieping van m’n achterhuis uit over de pittoreske vestingwallen. En ik kan je verzekeren: of je het wilt of niet, onbewust groeit er toch iets van een band met het leven dat zich daar afspeelt.
De afgeschminkte en daardoor voor een buitenstaander amper te identificeren Catherine Keyl, wier jaren ook beginnen te tellen, zie ik, de achteloos gespeelde vlotheid op het scherm ten spijt, steeds moeizamer tegen het bepaald niet kinderachtige hellinkje opstrompelen. Voor haar ochtendrondje met de hond waar het beste ook wel zo ongeveer af is. Een donkere bouvier.
Ik heb hoegenaamd niets met Catherine.
Ook niet met bouviers trouwens.
Maar toch.
Des te meer met de natuur. De struiken. Het hoge, wuivende gras dat weer overduidelijk aan een maaibeurtje toe is. Ik glij op de geur van gemaaid gras. Maar vooral met de bomen heb ik wat. Ik spreek ze dagelijks toe vanuit het venster. Een beetje Irene heb ik wel in me.
Gisteren gaf mijn jarenlange favoriet de geest.
Iets te stevig, die wind.
Met donderend geraas stortte hij pontificaal ter aarde.
Was al jaren behoorlijk ongesteld. Om niet te zeggen: hartstikke dood. Daar hoefden we geen gediplomeerde boomchirurg voor te consulteren
Mediabelangstelling: 0,0.
Geen hond die er zich druk om maakt.
Buiten een enkel verdwaald linker achterpootje dan.
Maar ja, wie ben ik ook eigenlijk?
Frans.
En geen Frank
http://www.vkblog.nl/bericht/343212/Oeverloos_gelul_over_een_boom